Mooi Boos

Farinelli is een biografische muziekfilm uit 1994 van de Belgische regisseur Gerard Corbiau. In 1995 bereikte de film een nominatie voor de beste buitenlandstalige film bij Academy Awards, de Oscars.

Farinelli is de artiestennaam van Carlo Broschi (geboren in Andria op 24 januari 1705 – overleden in Bologna op 16 september 1782). Hij was de beroemdste Italiaanse castraat-zanger van de 18e eeuw. Hij kon niet alleen zingen, maar hij bespeelde ook toetsinstrumenten, af en toe componeerde hij en schreef teksten. Carlo Broschi werd geboren in een familie van lagere adel, zijn vader was gouverneur van Marate en Cisternino.

De film is losjes gebaseerd op zijn levensverhaal.

Broschi werd – om zijn hoge zangstem te behouden – gecastreerd toen hij 8 jaar was.  In die tijd zei men tegen de jongetjes dat ze gecastreerd moesten worden om medische redenen. Het is waarschijnlijker dat de jongetjes alleen werden gecastreerd opdat ze later goede zangers zouden worden. De meeste gecastreerde jongetjes waren van arme afkomst. Farinelli echter niet, hij werd naar een speciale muziekschool voor castraten gestuurd. Daar kregen de jongens allerlei lessen zoals: stemtrainingen, leren componeren en improviseren.

De artiestennaam Farinelli komt van de rijke familie Farina, bij wie hij in huis opgenomen was. (In de film wordt daar een draai aan gegeven: het publiek roept bij een spontane opvoering dat hij de trompettist als een spaghettisliert – Farinelli – heeft opgeslurpt.) Hij had een nauwe band met zijn broer, Riccardo Broschi, die het het merendeel van zijn muziek schreef.

Hij vierde successen in Italie, Oostenrijk, Frankrijk en Spanje en verbleef drie jaar in London, waar hij het middelpunt van de artistieke strijd tussen de componisten Handel en Porpora was.

Farinelli stierf op 78-jarige leeftijd. Gelauwerd en rijk.

De film brengt dit levensverhaal in een melodramatische operastijl, smeuïg en overdadig aangedikt door zwijmelende gravinnen met deinende boezems, herhaald inzoomen op betraande ogen, donkere wolken die sterfscènes inluiden. De aankleding is weelderig met gouden hoofdtooien, gevederde mantels en wapperende kanten zakdoeken. Applaus is altijd ovationeel, elke hoge noot wordt zo lang aangehouden dat de toehoorsters zo in extase geraken, dat ze een schijnbaar orgasme beleven.

De erotiek en vrije seksuele moraal krijgen veel aandacht. De broers delen vrouwen achter de coulissen, de seksuele drift gaat boven de artistieke prestaties. Daarboven is de soms hysterisch aangezette androgynie. De suggestie is dat Farinelli de vrouwelijke ‘groupies’ verleidt om vervolgens een liefdesspel aan te gaan, waarvan de finale steevast aan zijn broer wordt doorgegeven.

De film maakt van het 18e-eeuwse verhaal een verhaal met 20e-eeuwse seks, drank en muziek. De sterren dragen geen pruiken, maar hebben ruige kapsels. Er is een parallel met de androgyne rocksterren uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Toch lijkt Stefano Dionisi als Farinneli eerder op Adam van Adam and the Ants of Boomtown Rat Bob Geldof dan op David Bowie. Dat alles maakt het tot een makkelijk verteerbaar stripverhaal, gesneden voor het jongere bioscooppubliek van de jaren negentig van de vorige eeuw.

De aankleding en toonzetting is sterk, toch wil het met het verhaal niet vlotten. Nodeloos wordt er op en neer gesprongen in de tijd, tot een groot dilemma of conflict wil het ondanks de aanzetten daartoe maar niet komen. Om der wille van het verhaal is de relatie tussen de broers sterker gemaakt dan die in werkelijkheid was, evenals de schurkenrol die de componist Händel in de film speelt, afgunst lijkt een deugd.

Jeroen Krabbé als Händel in Farinelli

Onbedoeld komisch – in het huidige perspectief – is de rol van de Nederlandse acteur Jeroen Krabbé. In de begintitels krijgt zijn naam een extra accent door hem als laatste te noemen, een speciale attractie, en dat is het. In de jaren negentig had hij vooral status als ‘internationaal’ acteur in films die de Nederlandse bioscoop niet haalden. Inmiddels is hij vooral een karikatuur van zichzelf geworden, een ijdele acteur die vooral zichzelf speelt, de befaamde acteur in buitenlandse film die niemand te zien krijgt. Door toedoen van de auteur Ilja Leonard Pfeijffer, die hem in boeken en toneelstukken tot bespottelijk karakter maakte, is het beeld veranderd. Jeroen Krabbé heeft hij zich op zijn oorspronkelijke carriere als kunstschilder gestort. In het licht van die ‘kennis van nu’ is het een extra om Jeroen een ijdele Händel te zien spelen waarin hij vooral bezig is te laten blijken hoe mooi hij boos kan zijn.

Een ander essentieel aspect is de in de film gebruikte zang. Mooi en goed, maar voor een muziekfilm toch net niet goed genoeg. Vanaf het begin af aan – een breed uitgemeten zangwedstrijd tussen trompet en stem – is duidelijk dat Dionisi niet zelf zingt. Het is een grote opgave om de vocale capriolen lipsynchroon te krijgen. Voor de stem werd gebruik gemaakt van gemengde opnamen van een counter tenor en een sopraan, en, voorspelbaar als het is, dat komt gekunsteld over.

Terecht behaalde de film een oscarsnominatie. Het toont een Europese cultuur en stijlperiode die Amerika juist ontbeert. De gewaagde keuze van meertaligheid, er wordt gemengd Italiaans, Frans en Duits gesproken, waardoor de film hoe dan ook altijd deels ondertiteld moet worden vertoond – pakt goed uit.

Concluderend is het een alweer verouderde film, die ook bij uitkomst niet helemaal geslaagd is in de opzet. Toch is het een film waarvan niet veel vergelijkbare zijn, ook niet het voor de hand liggende Amadeus van Milos Forman. Daarom is het dan wel geen aanrader, maar toch weer de moeite waard om er kennis van te nemen, eens te meer omdat de sfeer en toonzetting voldoende voedsel voor nadere gedachten zijn.

 MJDI

Bronnen:

Wikipedia, International Movie Database, Cinema.nl, Filmkrant, webwinkel bol, Rotten Tomatoes en Metacritic.

Regisseur : Gérard Corbiau

Acteurs : Stefano Dionisi, Enrico Lo Verso, Elsa Zylberstein, Caroline Cellier, Jeroen Krabbé, Omero Antonutti, Marianne Basler, Graham Valentine, Renaud du Peloux de Saint Romain, Pier Paolo Capponi, Delphine Zentout, Jacques Boudet, Graham Valentine

Scenario : Andrée Corbiau, Marcel Beaulieu, Gérard Corbiau

Producer : Véra Belmont

Componist : Georg Friedrich Händel


Posted

in

,

by

Tags: