Spin in Rome

Tacitus heeft de naam de eerste te zijn die in zijn teksten Christus noemt. De Romein schrijft over Christus en zijn volgelingen in de zogenaamde Annalen gedateerd in het jaar 116; aanleiding voor zijn opmerkingen is de brand die zijn stad in 64 onder Nero’s bewind grotendeels heeft verwoest.

Tacitus schrijft over de verdachtmaking van Nero als brandstichter: “…Het gerucht ontkennend beschuldigde Nero een groep gehaat om hun gruweldaden in de volksmond Christenen genoemd en liet hen de meest verfijnde martelingen ondergaan. Christus , waar zij hun naam aan ontleenden, kreeg de allerstrengste straf opgelegd door procurator Pontius Pilatus tijdens het bewind van Tiberius waarna een zeer schadelijk bijgeloof dat onder controle leek opnieuw de kop opstak niet alleen bij de oorsprong in Judea maar zelfs in Rome waar alles dat afschuwelijk en schaamtevol in de wereld is samenkomt en populair wordt. Aldus werd iedereen gearresteerd die zich schuldig verklaarde vervolgens bracht informatie van hen veroordeling van een zeer grote groep teweeg, niet vanwege brandstichting in de stad maar om hun haat tegen de mensheid.”

images-3Graffiti uit Pompeï

Over het auteurschap van de oude Romein is veel gediscussiëerd. De tekst is overgeleverd in een manuscript uit de 11de eeuw; de enigen die destijds in Europa schreven waren kloosterlingen. Een van de authenticiteits deskundigen beweert dat een christelijke auteur nooit over zijn geloofsgenoten zou schrijven dat zij gruweldaden begaan. Bedoeld wordt het ‘ neem en eet want dit is mijn lichaam…’ uit de christelijke eredienst, door buitenstaanders begrepen als het eten van het vlees van hun god die eigenlijk een mens is. Christenen waren met andere woorden regelrechte kannibalen.

Heeft Tacitus bestaan? is het waar wat hij schrijft? Het zijn uitstekende vragen, vragen die deze teksten vanaf hun verschijnen in de 11e eeuw hebben begeleid. De antwoorden er op zijn overigens niet noodzakelijk voor de voortdurende fascinatie met zijn Historieën en Annalen. Hier wordt een wereld beschreven waarin alle deelnemers gewelddadig, opportunistisch, permanent op hun hoede en onbetrouwbaar zijn. Als lezer van zijn compacte proza is er tussen de niet aflatende smeerlapperij door nauwelijks tijd om een keer adem te halen.

“En Italië? Dat is aangeslagen door rampspoed die nieuw was of na lange tijd opnieuw toesloeg. Ravage en verwoesting in de steden langs de vruchtbare kust van Campanië. Rome geteisterd door brand, zijn oudste tempels in as gelegd, ja het Capitool door eigen burgers in brand gestoken. Religieuze riten zijn bezoedeld, seksschandalen vinden plaats in de hoogste kringen. De zee vol ballingen. Rotseilanden bespat met bloed.”

(…)

“In de stad zelf ging het er nog grimmiger aan toe. Adel en kapitaal, opgegeven danwel vervulde ambten: alles gold als misdaad, deugdzaam gedrag betekende een wisse dood. Verklikkers ontvingen beloningen, iets wat men al evenzeer haatte als hun misdaden.  (…) Alles werd overhoop gehaald door haat en terreur. Slaven die zich voor geld tegen hun meesters keerden, vrijgelatenen tegen patroons. En wie geen vijand had werd het slachtoffer van zijn vrienden.” 

skeletonjugsmosaicpompeii

Mozaïek uit Pompeï

De aantrekkingskracht van het horror-genre ligt in het feit dat de getoonde ellende de lezer in zijn eigen leven bespaard is gebleven. Tijdgenoten van Tacitus hebben zijn relaas wellicht met dezelfde opluchting gelezen.  De Historieën zijn geen lectuur voor vluchtelingen of daders die vergelding verwachten. Waardering voor zijn teksten kan een combinatie van leedvermaak en gevoelens van superioriteit zijn.

Hoe heeft Tacitus zelf al de wreedheid en willekeur van zijn tijd overleefd? Omdat zijn teksten er zo vol van zijn lijkt het  alsof er geen enkele dag in het Rome van de eerste eeuw zonder ellendige gebeurtenissen verliep. Misschien doet elke schrijver zich beter voor dan hij is. In die harde omgeving moest het Christendom als heilsverwachting wel aanhang verwerven.

J.D.

Vertaling  fragment 2 en 3: Vincent Hunink

 

 


Posted

in

by

Tags: