Akte van memorie
Zie ik geelrood, ben ik uitgelaten. Is
het rood aan blauw gepaard, haak ik naar
de don'kre dingen die er niet meer zijn.
Heenzijn is vaal, terugwerken is
opkleuren, tot er geelrood voor
mijn ogen staat.
Mijn binnenschaal loopt rond 't rode rond.
Het is nooit zo bleek bij mij van
binnen dat het niet naar buiten
mag. Rood moet stromen, mens'lijk toch?
De adel van wat verging of gleed, wat
bloedblauw onder dingen ligt, dat moet
er uit gelicht, op mijn buitenstoep
in kleurschalen in de zon gelaten en
zo beschenen dat de tijd wordt
weggegeeld en alles even hel
wordt als het weldra was.