Sinds de uitvinding van de film hebben cineasten belangstelling voor het leven van Jezus van Nazareth getoond. In cinema verité en het Italiaanse neo-realisme was nog niemand geïnteresseerd, in het verlengde van panoramaschilderijen en kermisattracties zagen de pioniers film vooral als special effect. In 1899 liet Georges Mélies in Le Christ marchant sur les flots Jezus over het water lopen en dat was alweer de derde film die over de zoon van God werd gemaakt. De Verlosser wonderen zien doen; de drie films – waarvan die van Mélies nota bene slechts 35 seconden duurt – waren allemaal geweldige kassuccessen.
Dr Freek Bakker, docent aan de faculteit Religiewetenschap en Theologie van de Universiteit van Utrecht verbaasde zich er over dat er aan dit nog altijd zeer populaire filmische onderwerp zo weinig serieuze studie was gewijd en besloot daarom het zelf maar te doen. Hij brengt in Jezus in beeld / een studie naar zijn verschijnen op het witte doek, uitgeven bij Van Gruting een filmtheoretische en cultuurhistorische optiek samen met een theologisch analyse. Juist die combinatie zijn volgens hem de commentatoren en wetenschappers altijd uit de weg gegaan. Wellicht is dat eigen aan het onderwerp; bij Jezus en andere godgelijken is de reflex al direct die van elkaar uitsluitende categorieën. Voor de een ‘n dikkige Joodse jongen die slachtoffer werd, voor de ander een bijgoochem die altijd het laatste woord nam,
Sinds 1897 zijn er ca 150 Jezusfilms in premiere gegaan. Hier zijn de films meegeteld waarin Hij slechts aan de rand van het gebeuren – denk aan The Life Of Brian van Monty Python – verschijnt. Ook de zogenaamde ‘Christusfilms’ waarin een op Jezus gelijkende hoofdfiguur optreedt maken deel van de optelling uit. Als voorbeeld noemt Bakker opvallend genoeg zelfs de ezel uit Robert Bresson’s meesterwerk Au Hasard Balthasar. De auteur bespreekt 22 films uitvoerig en als criterium voor de selectie noemt hij populariteit. Het is opvallend dat de verbeelding van Jezus weliswaar populair maar zeer uiteenlopend kan zijn. Die loopt van de zondagschooljongen in Cecil B. Demille’s The King of Kings (1927) en de twijfelaar in Jezus Christ Superstar (1973) tot zwarte Jezussen in Jezill (2006) en Color Of The Cross (2006) en een Indiase variant die in de Bollywood traditie zelfs zingt en danst (Shanti Sandesham 2004). Jezus is mysticus, knappe lieverd en revolutionair. Zijn regisseurs zijn zwart, joods, katholiek, communist of antisemiet.
Staps schetst uitstekend de cultuurhistorische en levensbeschouwelijke context waarin de films werd gemaakt. In zijn theologisch commentaar wordt aan de hand van vergelijking met de brontekst duidelijk voor welk doel ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven’ wordt ingezet. Pasolini’s Jezus in Il Vangelo secundo Matteo (1964)is een koele, ongrijpbare eenling die strijdt tegen dogmatisme en autoritair bestuur. Die van Mel Gibson in de horrorfilm The Passion of the Christ (2004) is de good guy in oppositie met de bad guys in het klassieke schema uit Hollywood.
Degenen die in onze verregaand geseculariseerde samenleving te midden van militante atheïsten over Jezus beginnen worden doorgaans meewarig aangekeken en vaker nog belachelijk gemaakt. Met betrekking tot dit boek is dat onterecht. In zijn analyse in het slothoofdstuk laat Freek Staps zien dat het levensverhaal van deze cultusheld tot verrassende cultuurfilosofische inzichten aanleiding geeft. Staps heeft het o.a. over de houding van de kerk ten opzichte van de filmkunst, de visuele traditie in het afbeelden van Jezus, de consequenties van het gebruik van het medium voor de verbeelding van Jezus’ leven, de verschillende genres, het belang van de bijrollen, en de vraag waarom er nog nooit een Jezusfilm gemaakt is met een Joodse acteur in de hoofdrol.
Je krijgt de indruk dat het Nieuwe Testament als filmscript vooral aantrekkelijk is als het verhaal van de Jezus als action hero. Psychologische ontwikkeling en dramatiek ontleent een regisseur aan de bijfiguren van het Passieverhaal; Maria Magdalena, Petrus, Judas, Maria. Wat bijrollen betreft moet hier de Russische verfilming genoemd worden van Michael Boelgakov’s De Meester en Margarita, waarin het ontwrichtende bezoek van de duivel aan Moskou wordt afgewisseld met bloedstollende scenes tussen Jezus en Pontius Pilatus (www.youtube.com). Aan een van de grote raadsels van Jezus – namelijk de Bergrede – heeft vanwege het gebrek aan actie nog geen filmregisseur zich gewaagd. Wellicht gebeurt dat in een van de volgende 150 films die gezien het succes zeker over de zoon van de timmerman zullen worden gemaakt. Na Scorsese, Pasolini, Rosellini en Bresson loopt Hij in feite al onzichtbaar rond in het werk van Lars von Trier, Terrence Mallick en Bruno Dumont.
J.D