– Eerst gepubliceerd in de nieuwe Dzone: dzone.nl
Denk maar even na.
Tijdschriften, Magazines, blaadjes.
Wat zijn dat?
Waar haal je ze?
Vallen ze nog bij je door de bus? Koop je ze bij een pakje sigaretten? Bij een volle tank? In een heuse ‘kiosk’?
Of blader je ze door in de leesmap aan de leestafel van je favoriete koffiehuis, je eigen flexwerkplek?
> Hoe veel weekbladen gooit de AKO wekelijks weg?
Jazeker: pakweg een derde van de oplage eindigt ongelezen in de papierversnipperaar, en jawel, uiteindelijk ook de gelezen exemplaren. Bewaar je ze op zolder, dan til je je een breuk, maar je maar maakt uiteindelijk kans op 200% winst… <
Hoe dan ook, een goed tijdschrift is een spiegel van de tijd. Een winkel voor de geest, een stichtelijk anker.
Goede bladen verzetten bakens, brengen groepen bijeen.
Ze zetten de boel in beweging en helpen ons vooruit, of helpen ons vast te houden aan het oude.
En bovenal zijn ze inkt op papier. Vooralsnog.
Kijk! Je leest nu je eigen fijne Dzone (via ttypp.nl). Jouw houvast in de wankele digitale tijden. Heb je ‘m goed vast? Ruikt ie lekker? Of, toevallig, veeg en klik je soms door de ‘verrijkte’ digitale versie? Sneller, beter en goedkoper? Is opgeleukt leuker?
Het zit zo:
In 1992 waren de tijden wild, de wind wakkerde aan voor de storm van digitale dingen. Computers raakten verbonden via modems, het Wereld Wijde Web werd gesponnen. Als je wilde weten wat er aan zat te komen of daar aan deel wilde nemen las je obscure blaadjes, die je op moest pikken op verzamelplaatsen van heuse nerds. Maar dat er nieuwe tijden aankwamen die het spoedig het hele leven op z’n kop zou zetten, dat was duidelijk. Alles zou anders worden.
Het wachten was op een mooi strategisch uitkijkpunt om de beweging te overzien.
En toen was er plots het ‘premier issue’ van een goed ogend Amerikaans tijdschrift. Wired 1.1. Waar het precies allemaal over ging was niet meteen duidelijk, daarvoor moest je lezen en vooral herlezen, maar aan het uiterlijk zag je meteen: hier werd met een grote sprong een nieuwe tijd ingeluid. Een écht tijdschrift in de volle betekenis van het ding.
Wired zag eruit of het in futurische laboratoria in elkaar gezet werd met de hipste computers, het sprak onze taal. Of in ieder geval onze beeldtaal.
De hele jaargang Wireds van 1993 heeft nog steeds een revolutionair elan.
Wat nu alleen verwondert is dat aan de vooravond van de komst van het Web, CDROMS, laptops en de latere smartphones en tablets juist een papieren – oud – medium de juiste geest bracht. Geen tv-show of blog, laat staan een tabletmagazine, maar een mooi blaadje, met lekker inkt op papier.
Nu, twintig haar later eert Wired het eerste nummer – de “ziel van een nieuwe samenleving” – met een digitale heruitgave. Wired 1.1.1, gratis en in de AppStore kiosk. Wereldwijd een oneindige oplage.
Twintig jaar later blijkt de betekenis niet minder groot, maar wel beter te doorgronden. Het voelde alsof de toekomst werd voorspeld, en zo was het, blijkt nu.
Sla het blad maar open, veeg er doorheen, elke pagina heeft een band met nu.
Neem bijvoorbeeld het hoofdartikel van Bruce Sterling over cyberaanvallen. Nu, begin juni 2012, zijn er dagelijkse berichten van droneaanvallen in Pakistan, Yemen en Irak. Met de Amerikaanse president hoogstpersoonlijk achter de stuurknuppel.
Bruce Sterling voorzag het in 1993.
Of, en dat is andere koek, lees dat het toenmalige team het eerste nummer er uit liet zien alsof het kek in elkaar gephotoshopt was, maar dat het feitelijk met schaar en lijm in elkaar geplakt werd, Photoshop 1.0 was simpelweg te duur voor ze. Nu wordt het blad mede mogelijk gemaakt en aangeboden door Adobe, en is de digitale suite het gereedschap.
De 1.1.1 iPad versie van Wired is vooral de integrale (gescande) heruitgave van het eerste nummer, functioneel verrijkt met laag annotaties. Daarin vertelt het oorspronkelijke team van makers, Louis Rossetto, Jane Metcalfe, Kathleen Lyman, Kevin Kelly en John Plunkett pagina voor pagina de achtergrond een geeft duiding. De advertentiepagina’s incluis, en daaraan zie je des te duidelijker dat er veel aan zat te komen, en dat ook nog eens kwam.
Bovendien is er een uitgebreide geschiedenis van de prille wording. Daarin valt te lezen hoe Louis Rosetto en Jane Metcalfe de eerste stappen richting Wired nota bene in Amsterdam zetten, met de productie van ‘Language Technology’ en ‘Electric Word’. Twee vaktijdschriften die vooral dankzij de opkomst van Desk Top Publishing en de Mac in elkaar konden worden gezet.
> Dankzij de pioniersdrift van Max Kisman en Bert Hendriks werden de mankementen van de Amerikaanse versies van de paginaopmaakprogramma’s ‘Ready Set Go 3’ en ‘Pagemaker 1.0’ omzeild, en lukte ze het zelfs om er – voor het eerst – eigenhandig ontworpen en gefabriceerde letterfonts in toe te passen. Niet dat de zetters van toen daar blij mee waren, maar het schoot op. En baande aldus de weg naar een nieuwe hausse van woeste tijdschriften, geënt op de popcultuur waar tot dan toe het revolutionair elan speelde. De Amerikaanse Wired plukte daar later de vruchten van.
Vandaag de dag is de digitale kiosk in de AppleStore gevuld met digitale versies van de ‘grote’ Amerikaanse magazines. Zoek en je vind toppers als Esquire, Vanity Fair, en zelfs de Mad en het exclusieve kunsttijdschrift Flash, mét video’s en ook nog eens stukken goedkoper. Ook is van de meeste bladen uit de Nederlandse kiosken een digitale versie te vinden, meestal rechttoe recht aan PDF versies, verzameld in de tijdschrift.nl app. Maar zoek en je vind ook de Allerhande, verrijkt met heuse kookvideos. En, om even aan te geven hoe hard het gaat, het vakbondsblad van de zieltogende FNV dat “gewoon niet van onrecht houdt”. Voor niets. Zo zie je maar.
Het was vanzelfsprekend dat er al bij de komst van de eerste iPad naar uit gezien werd welke stap het lezen van tijdschriften zou nemen. En dat er verwachtingsvol uitgezien werd naar de stap die Wired, het vlaggenschip van de digitale revolutie, daarin zou zetten.
Het is een grote en geslaagde stap geworden, maar of het ook de toekomst van het nieuwe lezen is valt te betwijfelen. Er is eerder sprake van een mooie laatste fase van de traditionele tijdschrift van papier en inkt, omgezet naar het – interactieve en gehyperlinkte – scherm. Al dan niet smaak- en zinvol verrijkt. ‘Opgeleukt’, kan je stellen.
Technisch gezien biedt versie 6 van Adobe Indesign een aantal extensies en uitgebreide menukeuzen die het makkelijk maakt om aan de bestaande opmaak van statisch drukwerk vooral plaatjes, filmpjes en geluiden toe te voegen, die je op verschillende manieren kan oproepen. Bovendien kan je voormalig hand- en zelfs denkwerk uit handen geven met geautomatiseerde paginaverhoudingen. Liggend of staand, je doet het in een handomdraai.
De uitgaven van Wired maken daarvan dankbaar gebruik. Veelal voor de leuk, soms praktisch qua gebruik van layout ruimte. Een enkele keer is het zinvol om met name statistiek beter in beeld te brengen. En speciaal in het leven geroepen videorubrieken. Meer én beter dus. En – niet in het minst – goedkoper. Er kan voor €1,59 een ’abonnement’ op één nummer worden genomen. Dat in tegenstelling tot de ruime acht euro die de papieren versie in de Nederlandse kiosk kost. En die daar ook nog een ruime drie weken na verschijnen ligt. Pas.
Voeg daar ook nog aan toe dat je gemakkelijk een hele jaargang met je meedraagt op je iPad, zonder een gram gewicht meer te hoeven tillen, en dat je niet naar de papierbak hoeft.
> (Hoewel, laten we tussen deze haken vermelden dat het persoonlijk exemplaar van het twintig jaar oude nummer bij ons als collectors item pur sang tegen een marktconforme prijs van €220 te verkrijgen is, en dat we nog niet weten hoe we je de oude digitale nummers kunnen slijten. Met iPad en al dan maar, voor – laat zeggen – de helft… 😉 )
Onlangs verspreidde zich het bericht dat Pionier Sonama zich niet langer aan ‘verrijkte’ tijdschriften op de iPad zou weidden. Het kostte te veel moeite. Bracht te weinig op. Maar ja, de meeste uitgaven voelden aan als opportuun en futloos aanhaken, zonder geestdrift. Snel opwarmen van een oude hap. En dat proef je. Drift en drang zijn noodzakelijk. Snel een graantje mee pikken schiet niet op natuurlijk. Of je moet met trots oude waarden hoog houden, zoals bijvoorbeeld het statig instituut The New Yorker dat doet. Een beetje leuker maakt rijker in hun geval. En net zo goed als toen.
Zo simpel gaat dat met progressie. Een cultuuromslag die echte verbetering brengt, stoelt niet op oude restjes. Echte vernieuwing brengt de uitvinding van het wiel van voor af aan, zonder de ballast van oude waarden, hoezeer de het gelijk aan aan de zijde lijkt te hebben. Gelijk moet je krijgen, niet hebben. Zo zit dat.
De werkelijkheid is dat de met de invloed van de digitale media en communicatie van nu het tijdschrift van papier en inkt gaandeweg alleen nog maar een nostalgisch geworden beeld vertegenwoordigt in de sigarenzaken, kiosken en benzinestations. En dat de beeldschermen ook op de grootstedelijke leestafels in aantal toenemen. De multi- of – zeg maar – ‘transmediale’ eigenheden van tablets en smartphones maken daar in functie een magazine op zich van. Wereldnieuws, je tweets, een gamepje tussendoor, de encyclopedie en het praatje met de buurman versmelt op een tablet tot één hedendaags wereldtijdschrift. De traditionele vorm en opbouw van het magazine, cover, centerfold, colofon, reclamespread, redactioneel en rubriekjes, al dan niet verrijkt en/of opgeleukt met multimediale inhoud is met de komst van digitale magazines in een laatste, mooie, eindfase beland. Bladeren, het woord zegt het al, gaat kriskras.
De echte vernieuwing is iets nieuws.
Dat er nog aan komt.
Peter Mertens