Theater in Neanderthal

Na de opvoering van de Gijsbrecht van Aemstel in de Amsterdamse Stadschouwburg vertelt de drama docente dat zij tegenwoordig uitvaartbegeleider is. Heeft theater wellicht zijn oorsprong heeft in begrafenissen? Na een tijdperk waarin de dode met huishoudelijke voorwerpen, voedsel en andere giften op een vervolg werd voorbereid, gaat de bedoeling van de uitvaart steeds meer de levenden aan die voor de gelegenheid naar de begraafplaats zijn gekomen. De doden beleven – naar onze moderne overtuiging –  tenslotte helemaal niets en dus ook niet aan toneelstukken bij hun crematie of aan hun graf.

Een van de aanwijzingen dat apen mensen geworden zijn is dat mensen hun doden begraven.  In de waarschijnlijk lange en diffuse  overgangsperiode gebruikten de mensapen eerst werktuigen: stokken, stenen.  Vervolgens leerden zij het vuur beheersen, maakten wapens, kleding en keukengerei en liepen van zichzelf bewust met sieraden en bodypaint rond. Zelfbewustzijn, dat is een eigenschap die ook in het begraven van verwanten zijn uitdrukking vindt, want bewustzijn is in de kern niets anders dan het besef dat er ook aan jouw bestaan een einde komt.

Dat is ellendig en dus is het begrijpelijk dat een mens tijdens zijn leven naar afleiding zoekt. Voor zover de omstandigheden het toelaten brengt hij zijn tijd spelend door.  Spelen is onnozel, spelen is tijdrovend en verslavend. Maar spelen bestaat ook als ‘doen alsof’.  Religie is als een serieus ‘doen alsof’ op te vatten. Dat de doden op reis gaan en ergens terecht komen is een verdovend en succesvol verhaal. Zonder fictie gaat overleven blijkbaar niet.

Het idee van een hiernamaals stelt gerust, dus in zekere zin worden ook de overlevenden daar beter van. Maar wat valt er voor de niet-gelovigen nog aan het graf te spelen? Een ritueel, dat is een vorm van aandacht die verregaand geformaliseerd is. Misschien is het een methode om een gebeurtenis stapsgewijs van emotie te ontdoen. Schijn is in deze afdoende genoeg. Ritueel, dat is repetitie; het is voorstelbaar dat de ook toeschouwers van een toneelstuk op iets aan het oefenen zijn. Bijvoorbeeld op rampen die zeker gaan komen.  Alle bezoekers lopen levend de zaal weer uit, maar voor de duur van het stuk zijn zij enigszins met het noodlot vertrouwd gemaakt.

Omdat het op toneel over anderen gaat – Julius Caesar, Elektra, Phaedra, Lucifer – zou je kunnen zeggen dat het leedvermaak en ramptoerisme is. Publiek dat de abjecte Jago in het stuk Othello toejuicht begrijpt het op die manier. Zij bevinden zich blijkbaar aan een karig uiteinde van de voedselketen, waar het vechten is en alleen de sterkste mensaap zich handhaaft.

othelloiagoarch.jyoung

Othello links, Jago rechts

De tragedie, dat is de generale repetitie van een begrafenis maar je vraagt je af voor welke gebeurtenis er in  komedies geoefend wordt. Het blijspel zou bij die allereerste ter aarde bestelling op hetzelfde moment ontstaan kunnen zijn.

J.D.

 

 

 


Posted

in

by

Tags: