In Goodbye To All That van Robert Graves zegt van een van zijn mede officieren op 11 november 1918 – de dag van de Wapenstilstand – dolblij te zijn met het einde van de Grote Oorlog, maar hij vervolgt met de opmerking dat als er nog dezelfde dag een nieuwe oorlog tegen de Fransen zou beginnen hij zich ondanks de uitputting direct als vrijwilliger beschikbaar zou stellen. Het is opvallend dat in de Engelse oorlogslectuur de Fransen nauwelijks aandacht krijgen en indien wel dan meestal in negatieve zin. De meer beschouwende teksten van Engelsen als Sassoon, Blunden en Graves, en Duitse zoals van Ernst Jünger – vaak meer dan 10 jaar na dato geschreven – ontbreken in het Franse taalgebied nagenoeg geheel. Er zijn teksten met loopgravenleed en aangrijpende soldatenverhalen – Le Feu van Barbusse, Les Croix de Bois van Roland Dorgeles – maar La Grande Guerre als literair levensbeschouwelijk genre en cultuurgeschiedenis ontbreekt.
14-18 is voor Frankrijk een schaamtevolle afgang geweest. Om de lieux des memoires staan vaak hekken met verbodsborden; degenen die wel toegankelijk zijn zien er uit als ruïnes die met opzet verwaarloosd zijn. De cultuur van herinnering en geschiedschrijving op de voormalige slagvelden in Frankrijk is vooral een door de Engelsen ontwikkelde en voortgezette activiteit. Thiepval aan de Somme is uitzonderlijk vanwege Sir Edwin Luytens’ architectuur van zijn Monument To The Missing in een landschap dat Engels lijkt te zijn geworden. De tragiek van de oorlog is in dit dodenpark voornaam en plechtig vorm gegeven. Architectuur is het omhullen van leegte.
Al tijdens de oorlog was er in Engeland een commissie die zich met het karakter van de begraafplaatsen en het ontwerp van monumenten bezighield. De Franse overheid voorzag langs de hele voormalige frontlijn in de opzet van de monumenten een Engelse dominantie en voorkwam dit met een wettelijk vastgelegd beperkend bouwbesluit. Je zou bijna vergeten dat nominaal ook de Fransen deze oorlog gewonnen hebben en in dat verband vraag je je af of zij vooral in de vormgeving van onbetwiste nationale overwinningen onderscheidend zijn. Er is aan de Somme of in het Argonner woud geen Arc de Triomphe te vinden. In het geheel van Franse gedenktekens en begraafplaatsen lijkt in tegenstelling tot de Engelse niet alleen het plan maar ook het idee te ontbreken.
De leeuw van het monument van alweer een Frans Duitse oorlog, namelijk die van 1870 /1871 op de Place Denfert Rochereau in Parijs, maakt een verstoorde om niet te zeggen verongelijkte indruk. Het roofdier herdenkt te midden van het autoverkeer zijn nederlaag en dan in het bijzonder de verdediging van het vaderland die vergeefs maar heldhaftig is geweest.
Voor een demonstratie tegen het homohuwelijk kwamen er recent 100.000 personen bij de ongelukkige leeuw op de been. De vormgeving van de van overheidswege geplaatste gebouwen en monumenten is van betekenis voor begrip van het nationale zelfbeeld. De leeuw aan de achterkant van het Hotel de Ville in Parijs is een wijnsnob en een arrogante vleeseter. De leeuw op de Londense South Bank heeft zorgen over de koers die het land gaat varen. Het is een leeuw die als hij het kon, waarschijnlijk de gedichten van war poet Wilfred Owen zou gaan lezen.
De belangrijkste Engelse begraafplaatsen op Frans grondgebied hebben als centraal punt van aandacht een object dat door Luytens the Great Stone of Remembrance werd genoemd. Het langwerpige volume gemaakt van witte Portland steen roept zowel associaties met een lijkkist als met een hakblok op. Of anders gezegd: met een sokkel of een moderne lage kast zonder handvatten en deuren. Bezoekers van kerken zullen in het voorwerp direct een altaar herkennen. Bij de gedachte aan mensenoffers ligt de associatie met de dood van Jezus Christus voor de hand, maar de Britse Commission on Military Cemetries vermeed zorgvuldig het verband met het beroemdste mensenoffer aller tijden. Maar soms lekt Jezus door de Anglicaanse iconofobie heen; als leegte moet worden vorm gegeven kom je als snel bij het idee van een kerk terecht. In de klokkentoren van het gothische heiligdom dat Frankrijk voor haar soldaten in Douaumont heeft gebouwd gaat na zonsondergang een vuurtorenlamp aan waarmee de kruizen met oranjelicht worden beschenen.
Het is lumiére zonder son., als in een stomme film. De stenen binnen staan vanwege de kleur van het glas in de ramen in hetzelfde licht. In het souterrain van het gebouw liggen de botten van ontelbare anonieme doden door elkaar. Vanaf de parkeerplaats kan de bezoeker door de kelderramen naar binnen te kijken. De nationaal heroïsche aanpak is nagenoeg geheel verdwenen. Wat er voor in de plaats komt is cinema. Als het gaat om de herinnering aan 1914-1918 lijkt bijna alles geoorloofd.
J.D.