Andy Warhol maakte zijn Electric Chair in allerlei formaten en kleurige varianten. Het was een methode van reproductie die hij op al zijn onderwerpen toepaste – bloemen, filmsterren, bankbiljetten, flessen Cola, Campbell Soup – alsof de wereld en alles dat daar in is voor hem slechts een grote kleurplaat was. De Car Crashes en de Electric Chairs zijn uitzonderingen in zijn verder nogal opgewekte oeuvre, het gemeenschappelijke kenmerk van al zijn onderwerpen is dat ze populair waren. Dat hij zelf bij geen ervan noemenswaardige sentimenten had blijkt uit zakelijke titels als Big Electric Chair en Blue Car Crash, respectievelijk de aanduiding voor een groot schilderij en een werk dat overwegend blauw is. Warhol poseerde als een affectief neutrale replicator; meningen gaf of had hij niet. De doodstraf op de elektrische stoel stond misschien op andermans agenda maar zeker niet op die van hem.
The Enclave van Richard Mosse is al even kleurig als Big Electric Chair. Het toneel van deze film die op zes schermen in fragmenten wordt geprojecteerd is Oost Congo, een gebied dat al ruim twee decennia door vluchtelingen, rechtenloosheid en geweld wordt gedomineerd. Om deze volgens Mosse ‘vergeten oorlog’ zichtbaar te maken gebruikte hij infrarood filmmateriaal dat ooit bij militaire doeleinden ingezet werd voor de detectie van vijandelijke installaties. Dominant is de kleur magenta, de weelderige vegetatie van Congo wordt in felle roodtinten weergegeven. Oorlog is schilderachtig geworden.
Mosse heeft in tegenstelling tot Warhol de bedoeling om een gewelddadig conflict ver van ons vandaan te adresseren, zijn commentaar wijst ondubbelzinnig in die richting. Wat in het oog springt is dat de aandacht niet naar het zogenaamde onderwerp gaat maar naar de wijze waarop de gebeurtenissen in Oost Congo worden gepresenteerd. Als The Enclave in zijn zelf verkozen isolement van kunstwerk al een boodschap heeft dan blijft deze zonder consequentie.
Crew van The Enclave, rechts Richard Mosse
In zekere zin blijft ook bijna alle journalistiek zonder consequentie. Voor de meeste lezers en kijkers is de suggestie van betrokkenheid al genoeg. Mosse biedt het geweld aan in een vorm die het mogelijk maakt er naar te kijken. Met zijn stuwende soundtrack en felle kleuren wordt het werk als het ware tot een volkerenmoord light. Mosse heeft van de oorlog theater gemaakt; bij hem gaan dood & geweld gekleed in harlekijnskostuum. De kijker kan zichzelf er mee feliciteren dat hij voor een moment in dezelfde wereld als die van opgejaagde Congolezen is geweest en dat hij daar wellicht verward maar ongeschonden is uitgekomen.
Als er ergens spektakel is dan wordt er vermoedelijk iets te koop aangeboden. De oorlog van Mosse is verleidelijk, als product van de zogenaamde creatieve industrie wordt het ook onderwerp van een transactie. Je vraagt je af of er dan niets is – geen enkel menselijk handelen of een gevolg daarvan – dat zich aan de circulatie van koopwaar onttrekt. Als uitwisseling van goederen en diensten is The Enclave uitgesproken ambivalent; de film is een product dat betrokken zegt te zijn maar is in feite defaitistisch.
Kijken naar The Enclave is media training.
J.D.
> Link