Het is moeilijk om alleen met Rembrandt’s schilderijen, tekeningen en etsen genoegen te nemen. Op wie hij was en hoe hij leefde wordt al ruim 150 jaar intensief gestudeerd. De belangrijkste bronnen voor dit onderzoek zijn rechtbankverslagen, boekhoudingen, rekeningen en bij notarissen opgestelde schuldbekentenissen.
Rembrandt’s faillissement in 1656 zou het gebrek aan belangstelling van zijn tijdgenoten voor zijn werk kunnen illustreren. De gedwongen verkoop van zijn monumentale huis en inboedel markeert grofweg het begin van de periode van ca tien jaar van zijn leven die met ‘laat’ wordt aangeduid. De kunstenaar had weliswaar grote schulden, maar hij verkocht zoals voorheen schilderijen. Zijn werk bleef gewild. En niet omdat het in de mode was. In zekere zin was hij op geen enkel moment van zijn loopbaan in de mode.
In de beschrijving van de inboedel – over Rembrandts financiële problemen van dat moment bestaan meer dan 125 documenten – komen opvallend genoeg geen zelfportretten voor. Er was een markt voor het onderwerp, wellicht bestond het idee dat de meester op zijn eigen voorkomen bijzonder zijn best zou doen. Degene die in staat is om ze als reeks te zien valt het op dat met de toename van het aantal zelfportretten de persoonlijkheid van de maker niet dichterbij komt maar eerder verdwijnt. Het is opmerkelijk hoe deze werken in Rembrandt’s geval niet op elkaar lijken, het is alsof degenen die geportretteerd zijn ten hoogste familie van elkaar zijn. In de zeventiende eeuw was er trouwens bij gebrek aan tentoonstellingen geen gelegenheid waarop er kon worden vergeleken.
Het is niet bekend hoe Rembrandt’s opdrachtgevers op hun portretten hebben gereageerd. Hedendaagse beschouwers vinden de gelijkenissen bijzonder geslaagd en de veronderstelling is dat zelfs het karakter van de opdrachtgevers zichtbaar wordt. Zonder de een of andere vorm van projectie of psychologiseren verliest portretkunst al snel haar belang; Rembrandt’s talent zet dat proces van speculatie in werking. Het is mogelijk dat gegadigden voor een portret vooral door ander werk van de kunstenaar – bijvoorbeeld zijn spectaculaire schilderijen met mythologische en Bijbelse onderwerpen – op het idee voor een opdracht werden gebracht. Rembrandt zal als de ondernemer die hij was die interesse gestuurd hebben.
De vraag is of Rembrandt met zijn zelfportretten nog iets anders dan handel heeft beoogt. Gary Schwartz schrijft in Rembrandt, his life, his paintings (gepubliceerd in 1984) : ‘Self-portraiture as a speciality was Rembrandt’s most fundamental contribution to the profession of painting as such.’ Wat volgt zijn de mogelijke eerste eigenaren en een omschrijving van de markt voor dit type van onderwerp. In Schwartz’ boek komt de belangrijke rol van patronaat in de productie van de kunstenaar tot uitdrukking. Van jaar tot jaar is bekend met wie Rembrandt als opdrachtgevers en kopers te maken had, de lengte en aard van die verbintenissen zeggen mogelijk iets over zijn karakter. Uit Schwartz’ inventaris van relatief korte verbintenissen met een heftig einde komt een onbetrouwbaar, tactloos en cholerisch persoon naar voren.
De man op het schilderij met de twee cirkels is zeer zelfbewust en kijkt ons zonder bescheidenheid aan. Hij is niet afgebeeld als de Apostel Paulus of in een andere vermomming. Hij heeft een palet, penselen en een schilderstok in zijn hand; de kunstenaar heeft in dit geval naar zichzelf gekeken. De vraag is of hij met dit schilderij iets over zijn karakter wilde meedelen. Het is niet iemand die sympathie opwekt. zijn genie wordt als het ware door die negatieve perceptie verstoord. Dit is degene die ondanks zichzelf vorm gaf aan gevoelens die voor toeschouwers zinvol want richtinggevend zijn. Hij praat niet terug, wij kunnen over zijn persoonlijkheid blijven fabuleren.
J.D.