Hoog en laag

In de laatste scène van Faustrecht der Freiheit wordt het dode lichaam van hoofdpersoon Franz Biberkopf – alsof het een vuilniszak is – in een gang van de metro door twee kinderen geplunderd. De ondergang van deze ontwapenende overlever en durfal was al in het begin van Rainer Maria Fassbinders film onuitgesproken, bijna onmerkbaar voorspeld. Dat begin is het moment waarop kermisklant Franz in het milieu van stijlvolle en ontwikkelde homoseksuelen belandt. Het ontbreekt Franz aan smaak, manieren en relaties. Aan geld ontbreekt het hem echter niet, hij heeft namelijk net voor de kennismaking 500.000 DM in een loterij gewonnen.

81b-GUaNJML._SL1500_

Zijn vermogen zou hem status kunnen geven maar hij komt uit een milieu waarin berekening geen rol van betekenis speelt; de levenskansen zijn in die wereld beperkt, het bestaan is een opeenvolging van loterijen en toevalligheden. Net als bij jagers / verzamelaars wordt beschikbaar voedsel direct geconsumeerd. Gul deelt Franz zijn bezit met zijn nieuwe vriend, de ondernemer Eugen, die hem evengoed onaangedaan te gronde richt.

Vanzelfsprekend is Franz – de rol wordt gespeeld door regisseur Rainer Maria Fassbinder zelf – het slachtoffer want hij komt van beneden. Klassenverschillen zijn een onuitputtelijke bron van verhalende kunstwerken, tenminste vanaf het moment in de geschiedenis waarop er sprake van was dat de toegang van beneden naar boven tot de mogelijkheden ging behoren.

Maar andersom kan het ook. In La Céremonie van Claude Chabrol uit 1995 wordt een gezin van vier personen door de dienstmeid en haar vriendin die postbode is met een jachtgeweer vermoord. Het echtpaar en hun kinderen zitten in de huiskamer voor de TV en ze kijken naar een live uitzending van een opera. Ze hebben zich voor de gelegenheid speciaal gekleed. Dan komt Isabelle Huppert die de postbode speelt met het dubbelloops geweer van de heer des huizes de chique salon binnen. Eerst schiet ze de hond dood.

Ook zonder het kader van massale broodrellen en Franse of andere revoluties vinden er soms afrekeningen plaats. Tussendoortjes zou je kunnen zeggen. Je vraagt je trouwens af wat er ceremonieel is aan La Céremonie, de moord op dit vriendelijke middenklasse gezin wordt door die titel enigszins mythisch, dat wil zeggen onvermijdelijk en zelfs legitiem.

Films waarin het de armen zijn die zonder aanleiding worden doodgeschoten zijn uit de aard der zaak veel minder populair. Als publiek zijn armen namelijk veel talrijker. Voor hun eigen ondergang komen ze – begrijpelijk – niet naar de bioscoop.

Rijken zijn per definitie schuldig, dat is algemeen bekend. Maar voor diepgaande cultuurkritiek volstaat de controverse tussen arm en rijk nauwelijks. De armen zijn even schuldig; ze bezitten weliswaar minder edelstenen, renpaarden, bont en buitenhuizen, maar er is geen reden om te veronderstellen dat zij niet tot dezelfde smeerlapperij in staat zijn als de omstandigheden het toelaten. Er is zelfs reden om de armen meer te vrezen dan de rijken.

Het denken in termen van hoog en laag (arm en rijk, machtig en onmachtig, vrij en onvrij) blijft onweerstaanbaar en lijkt noodzakelijk om begrip van de sociale werkelijkheid en de eigen situatie te krijgen. Socioloog Joop Goudsblom citeert in zijn boek Taal en sociale werkelijkheid (1988) zijn collega Stanislaw Ossowski:’ (De hoog-laag metafoor is) een van de beelden die door de eeuwen heen heel levensvatbaar blijven en die, zoals de geschiedenis van verschillende culturen lijkt te bewijzen spontaan in de verbeelding opkomen’. Goudsblom zegt daarop: ‘Het beeld schijnt zijn aantrekkelijkheid te ontlenen aan het idee dat het ‘hogere’ altijd begerenswaardig is’.

Blijft de vraag hoe het destijds mogelijk werd om van beneden naar boven op te stijgen. Omdat het kon, er kwam vanaf de negentiende eeuw plaats aan de top. De industriële productie nam toe door een aantal technologische vernieuwingen, parallel daaraan nam de vraag naar specialismen en hoger opgeleid personeel toe. Er waren, kort samengevat, te weinig hertogen, jonkheren, koningen en graven voor topfuncties in de industriële revolutie.

faustrecht_p400_579

Ondergang is een aantrekkelijk want dramatisch onderwerp. Van individuen, families, sociale klassen, hele naties, de mensheid. Van steden, diersoorten, vissersschepen en boerengemeenschappen. Zou Fassbinder in al zijn speelfilms ondergang – wellicht steeds die van hemzelf – hebben verbeeld? Bijna alles in zijn films (behalve Hanna Schygulla) ziet er provisorisch en afstotend uit, maar de betrekkingen tussen de protagonisten zijn aangrijpend en levensecht. Ook met ons kan het zomaar afgelopen zijn.

J.D.


Posted

in

by

Tags: