09 07 2020
Beste Oscar,
Jij vroeg me wat ik me weet te herinneren van de avond in Paradiso ergens in november 1980, “Maakt de Rietveld betere muziek dan schilderijen?”.
En ik weet er – eigenlijk – niet heel veel (meer) van, laat staan Jos Houweling*, die er toch van alles van zou moeten weten, maar die mij de wedervraag stelde of het “één, twee drie of vier avonden” waren.
Dus hoe dan ook het is mooi om dingen te vergeten en om vooruit te kijken er zijn nog veel mooie muziek te maken LP’s uit te brengen. En zojuist luister ik nog naar nieuwe opnamen van bigboi die dit jaar cum laude afstudeerde de aan het conservatorium in de richting popmuziek.
Kijk, zo ver heeft het moeten komen.
Ik wou zeggen ik zou het kunnen Googelen, of het boek Ultra van Harold Schellinx er op na kunnen slaan maar dat laat ik nu maar eens even achterwege.
Kijk, wat ik dan weer wel weet is dat ik – eigenlijk – zo’n beetje midden in mijn eindexamenjaar op de Rietveld Academie zat en dat ik het wel ongeveer gehad had, met de muziek. Die had ik overigens nooit als onderdeel van AudioVisueel gezien, of bijvoorbeeld op presentaties had laten horen. Dus was ik aan het overwegen om de Young Lions te verlaten. Dat kwam dan weer omdat ik letterlijk uitgespeeld was. Bij een nieuw lied of een nieuwe repetitie – die we gezamenlijk schrijvend deden – kon ik even weinig nieuws meer bedenken. Ook een nieuw effectpedaaltje of een ander instrument haalde niets meer uit en bracht de muziek, die we immer verderop wilden krijgen, niet meer verder.
Vond ik in elk geval.
En ik aarzelde of de afzonderlijke bandleden Tim Benjamin, Ronald Heiloo, Harold Schellinx en Rob Scholte en ik, nog wel goed naar elkaar luisterden. Een provocatieve actie van mij was toen bij improviserenderwijs aan een nieuw nummer werkte eigenlijk alleen maar het Wilhelmus bastte. Om de anderen er op attent te maken dat we een beetje vast zaten, maar zij misten allen de pointe pas later liet ik horen dat ik gewoon er onzin doorheen zat de bassen. Dat bedoelde ik zowel als kritiek op de anderen en bovenal als zelfkritiek.
Bovendien was ik heuse videokunst (met ‘eigen’ muziek, Zeit, Raum und Vernichtung) aan het maken, regisseerde ik een videoregistratie van een voorstelling van het Onafhankelijk Toneel en werkte ik samen met Jan Dietvorst en Henk Groenendijk mijn grote Opus Magnum – of hoe het ook mag heten – het tijdschrift 1964 dat over Tijd zou gaan. Dat kwam er van, en ik slaagde met lof, in elk geval van mijn ouders, die – zeg maar – al met al geen idee hadden wat ik die 5 jaar Rietveld gedaan had.
(Overigens vertel ik ook nog steeds dat ik met het geld dat ik van mijn oma voor het behalen van mijn diploma kreeg mijn eerste eigen nieuwe computer gekocht, vooral als speelgoed maar dan later een aanzet is geweest tot een heuse digitale revolutie tot op heden aan toe.)
Hoe dan ook ik was inmiddels in november 1980 vijfentwintig geworden en dat betekende toch alweer zo’n goeie vijftien jaar muziek maken. Het begon bij een ukeleles die ik mocht kopen omdat ik eigenlijk een gitaar wilde maar ik niet overtuigend genoeg naar een mandoline-les was geweest, beter gezegd daar was ik weer gestuurd. En dat was maar goed ook.
In mijn ouderlijk huis was een piano waar mijn vader pogingen tot Dave Brubeck en Duke Ellington op deed en waar mijn moeder – als een verdienstelijk typiste – sinterklaasliedjes op kon spelen. Mijn vader speelde al sinds zijn jeugd viool en had in zijn studententijd in het befaamde studenten orkest Tzigane zigeuner muziek gespeeld. Hij en ik speelden samen op viool en ukelele speelde nummers van de Hot Club de France, ik waande mij Django Reinhardt. Maar oefende mij vooral in verdienstelijk slaggitaar werk en een losse pols.
Niet veel later had ik dan toch een gitaar te pakken waar ik de drie akkoorden van Chuck Berry – die ik van Keith Richards oppikte – herhaalde en het klonk als Rock en Roll. Daarmee was het startschot gegeven voor een reeks van instrumenten die ik veelal kocht op de veiling van Utrecht – zeg maar de kringloop – kocht dus op mijn jongenskamer was later een harmonium, een citer, een autoharp, mondharmonica’s, blokfluiten en een oude gitaar die langere tijd kapot in de hoek van de studeerkamer van een kamer vader had gelegen, je snapt het. Ik bracht uren lang door bij de radio om plaatjes te draaien uit de top 40 en te proberen uit te zoeken wat de Engelse tekst was in welke akkoorden erbij zouden kunnen passen later, – toen ik zomerkampen bijwoonde die cabaretkampen hadden moeten zijn maar een kleine reïncarnatie van Woodstock waren – werd ik daar om uitgelachen, het Engels sloeg nergens op. Het was gebrabbel en ik bleek te denken dat alle songs uit de kamp top 40 met dezelfde drie akkoorden konden worden gespeeld.
Ik oefende red neck country en heuse gospel, nog steeds ken ik de meeste liedjes uit de Alan Lomax catalogus; of kan ik de eerste LP van Leonard Cohen meespelen.
Hoe dan ook tot ik er later nog op uit om met een tenorbanjo twee violisten te begeleiden op een reis door Frankrijk waarbij Ierse Reels en Jigs speelden en waarbij er achter onze vakantie mee bij elkaar verdienden behaalde het tot aan de boot naar Corsica.
Niet al te gek veel later tof ik Lambert Wouda die als Lampie hij straatmuzikant was en wij speelden samen met de dwarsfluitist Cochius op hoeken en straten van Utrecht en Leiden en als we heel stoer waren Culemborg. En alweer niet veel later de mét twee vriendinnen de popupstraattheatergroepavantlalettre de Wegwezens. Waarvan de grootste act was om een dorpsplein op te rijden, uit te pakken, een paar liedjes te zingen en bij het laatste nummer in te pakken en weg te wezen. Wat een goeie act was, maar ook weer niet zo best was voor de pet waar dan ook niet mee kon worden rondgegaan.
Soms zongen wij liedjes die we hadden geschreven in dat kader het kamp meestal gewoon liedjes die mensen kenden, de Sylvain Poons, Cliff Richard en Donovan en waar we dan veel bier van konden kopen.
Toen ik uiteindelijk op de Rietveld was aangenomen trof ik in al Amsterdam mijn oude vriend Rutger uit de zomerkampen en wij besloten een Nederlandstalige rock band te stichten de Jan van de Grond Groep. Hoewel ik vrij snel na het oprichten de band verliet bestond die lange tijd in het circuit vooral befaamd om de PA die ze hadden en die door talloze Punkbands is gehuurd.
Kortom het was 1977 en de punk waarde rond. Dus muziek maken mocht weer op oude radioversterkers. Gelukkig maar, want geld voor Quadraphonische apparatuur had ik niet.
Onderwijl op de Rietveld begon het aantal studenten dat naast de opleiding muziek speelde op te vallen. Er was Fay Lovsky er waren de Tapes, en dat was vast nog wel meer dan dat alleen de niets weet ik veel, maar hoe dan ook ik heb het eigenlijk nooit geïnteresseerd of op een beoordeling of zo laten zien, hoewel Rob Scholte later wel onze “clip” voor bgtv liet zien. Het lokaal ultra links boven is nog steeds herkenbaar.
Hoe dan ook, we zullen het lekker lang maken, daarom volgende de uitnodiging om met een mini pops ritmebox een performance trio te vormen en ik noemde het Minny Pops; onlangs bedacht ik nog dat het al met al door Mary Poppins kwam.
Lees de geschiedenis daarvan maar elders na. Het staat allemaal alvast ergens te boek na het uitbrengen van de eerste single met het befaamde nummer Kojak stopte ook dat project en werd ik door Rob Scholte en Tim Benjamin uitgenodigd om op de Rietveld The Case te vormen. Die werd dan later weer The Young Lions en vooral in onze eigen op ogen hebben wij grote faam behaald. In elk geval repertoire dat binnen de kortste keren meer dan honderd nummers betrof.
Later werden dat meer performances meer conceptueel en probeer daarbij nergens op te lijken en dan lijk je het meest op een jazzband. Achteraf blijkt dat de Ultra beweging te zijn geweest. Wij wilden nergens lid van zijn, waren al blij als je kon opschieten met je eigen drummer, maar geschiedschrijvers doen alsof je het een grote vriendenclub was waar je graag lid van wou zijn.
Hoe dan ook wat ik maar wil zeggen zo eind 1980 was ik er al met al wel klaar mee geloof ik en toen Jos Houweling het initiatief nam om avonden te organiseren in Paradiso waar we eigenlijk al te hip. Wij hadden al vaker in Paradiso gespeeld en een echte EP uitgebracht en de nieuwe generatie stond te popelen om in de voetsporen treden. Wat ik me dan ongeveer herinneren van de avond in Paradiso is dat Slauerhoff – een band van Rogier Dijkman – heel graag op het programma wilde en dat wij (of eigenlijk ik, ik weet niet welke rol ik had) zeiden dat het al vol zat, met onszelf als hoogtepunt zo rond twaalven.
Ik stemde in met het toevoegen van Slauerhoff aan de programmering mits zij maar bij het open gaan van de deuren om 21:00 uur precies ook het podium zouden betreden.
Dat bleken ze wonderwel precies te doen en inderdaad de aanwezigen die keurig op de stoep hadden staan wachten hingen hun jas niet op en kochten geen bier en gingen in een grote bewondering luisteren naar een zeer succesvol optreden van Slauerhoff. En eigenlijk eigenlijk was de avond een half uur later daar wel klaar mee.
Ik herinner me dat onze optredens met allemaal technische gedoe natuurlijk niet om middernacht, maar zo tegen tweeën plaatsvonden. Toen iedereen al voldaan was en wij het mooi verknalden. Omdat we weer eens wat anders wilde doen dan anders. Maar inmiddels wisten we dus zelf ook al niet meer wat dan wel niet. Ofzo, ik denk dat we een poging tot Small World deden. Maar dat er weer iets rondzong.
Praktisch gezien denk ik dat Jozef Heij met min of meer professionele opnameapparatuur goede opnames maakte en hij besteedde goede aandacht aan zijn eigen bandjes, van kant B. De Young Lions en Soviet Sex hadden dus slecht geklonken en we stemden in met het niet uitbrengen van de opnamen.
Of wie weet mochten we niet van Plurex. Ik bedenk nog wel iets leukers, hoe dat zat.
Nu weet ik niet eens zeker of die op de LP terecht zijn gekomen maar als ik hem nog ergens zou vinden ga ik luisteren naar de bandjes van Vos en Vaal (Necronomicon) en ik hoop dat ook hoe heet hij ook alweer er ook op staat.
Dat was het.
O ja, ondertussen in 2020: ookoi had in januari een soort van overzichtstentoonstelling in Arti van onze muziek maar speelden wij ook acht uur lang live op internet zie arti.nl/studio
En dan ook midden in de coronatijd speelde wij via Discord live een concert samen met een artiest in San Francisco die ondertussen een soort performance deed door een coronawandeling te maken. Ook ergens op internet moet de registratie daarvan Te beluisteren zijn probeer eens een publiek. unpublic.bandcamp.com te koop voor een tientje.
Zo zit het. Ook dat nog.
(O ja, Paul Mettes poogt z’n iPad zelf muziek te laten bedenken.)
Nu, augustus 2020 nader ik het zesenzestigste levensjaar. Op mijn verlanglijst zette ik de Orba. Een hebbeding. Dat als ik dit schrijf nog 2 weken op zich laat wachten. Maar ik ben alvast lid van de FaceBook groep geworden. En wie weet start ik een heuse vlog vanuit Minikwora. Om er alvast wat over te vertellen.
Peter Mertens
* O ja, Jos Houweling heeft een veel beter geheugen dan ik, hij weet alles van de avonden, hoewel hij er een herinnering aan toe voegt die mij een te grote rol geeft.