Fotografie als kunst

‘ Foto’s zijn misschien wel de meest mysterieuze van alle objecten…’, schreef Susan Sontag meer dan 40 jaar geleden in Over Fotografie. In het geruchtmakende boek vroeg zij zich af wat de fotografie met ons begrip van de werkelijkheid had gedaan. Haar beschouwing over de aanspraken en beloften van de fotografie – het boek verscheen in 1973 – valt samen met de tentoonstelling van Diane Arbus in het MOMA in de herfst van 1972. Die jaartallen markeren in zekere zin het begin van de opmars van de fotografie in de wereld van de beeldende kunst.

Bij elke gedachte over fotografie dringen de ideeën van Sontag zich op. Bijvoorbeeld het idee dat foto’s ‘ machtige middelen zijn om de realiteit tot schaduw te maken’. Over de relatie fotografie en kunst schrijft Sontag onder andere:’ De taal waarin foto’s worden geëvalueerd is meestal bijzonder pover. Soms parasiteert die taal op het vocabulaire van de schilderkunst: compositie, licht, enz. Maar meestal bestaat hij uit zeer vage uitspraken, wanneer foto’s bijvoorbeeld worden geprezen om hun subtiliteit, hun interessantheid, hun kracht, hun gecompliceerdheid, hun eenvoud of – geliefde uitdrukking – hun bedrieglijke eenvoud.’

Het publiek is inmiddels vertrouwd met foto’s in gebouwen die voor schilderijen en beeldhouwwerken zijn ingericht. Foto’s worden als kunstwerken gezien; de fotografie stelt opnieuw de vraag wat kunst precies is.

Omstreeks het jaar 1972 was de Pop Art al ruim tien jaar aan haar onstuitbare zegetocht in de beeldende kunst bezig. Pop was uitgesproken figuratief, met een voorkeur voor banale of alledaagse onderwerpen; onderwerpen die vaak door massamedia alomtegenwoordig waren geworden. Kunst werd toegankelijk en populair, niet in de laatste plaats omdat het alledaagse aantrekkelijk werd aangeboden.

Pop Art heeft ertoe bijgedragen dat de fotografie als kunstvorm werd geaccepteerd want goed beschouwd is het banale de muze van de fotografie. Sontag beweert dat de fotografie het opvallende vermogen heeft om onaanzienlijke onderwerpen belangwekkend en lelijke onderwerpen mooi te maken. In dat besef valt het op dat gefotografeerde voorwerpen er vaak uit zien alsof er als het ware reclame voor wordt gemaakt. Idealiseren, dat doet de fotografie van nature, wellicht is dat zelfs de essentie van deze gezaghebbende bezigheid. Dat aspect van ‘koopwaar’ wordt zelfs door de formele eigenschappen van de foto versterkt. Het oppervlak is nieuw, gelijkmatig en vlak, de fotoafdruk maakt de indruk dat niet alleen dat wat afgebeeld is maar ook het zogenaamde ‘foto object’ zelf een kostbaar en onvergankelijk voorwerp is.

Aandacht voor het procedé en de formele aspecten van de fotografie is overigens niet bevorderlijk voor haar acceptatie als kunstvorm. Hoe een beeld technisch tot stand is gekomen is meer een zaak van restauratie deskundigen en historici. Haar voor de hand liggende claim op schoonheid geeft evenmin een garantie. Toch kan geen enkel kunstwerk zonder pretentie. Foto’s zijn altijd afbeeldingen van iets, de pretentie ligt daarom in het onderwerp dat gefotografeerd wordt en het standpunt dat daarbij ingenomen is.

Waarheid dan? Fotografie vindt wellicht haar grootste triomf in het feit dat zij natuurgetrouw afbeeldt en dus waar is. Verwijzend naar die documentaire eigenschap noemde Dianne Arbus Weegee haar favoriete fotograaf. Zijn onderwerpen waren ongevallen en slachtoffers van misdrijven, bij voorkeur ’s nachts op straat. Het aspect van ‘misdaad’ komt ook bij Sontag voor; zij noemt de straatfotografie van Eugéne Atget crime scenes.

‘Recherchewerk’ zoals dat van Weegee kenmerkt in zekere zin ook de foto’s van het kunstenaarsechtpaar Hilla en Bernd Becher met hun verregaande feitelijkheid. Zij maakten hun series van industriële installaties en typologische architectuur met een aan wetenschappelijk onderzoek verwante instelling. Leerlingen uit hun zogenaamde school zoals Thomas Struth, Thomas Ruff en Andreas Gursky gaan op die formalistische en objectiverende aanpak door. Andere succesvolle fotografen binnen de beeldende kunst kenmerken zich juist door extreme kunstmatigheid. Jeff Wall, Thomas Demand en Cindy Sherman ensceneren juist al hun te fotograferen onderwerpen tot in het kleinste detail.

En het kunstmatige in kunst die fotografie is kent een overtreffende trap; in de VS maken Sherrie Levine, Richard Prince en Elaine Sturtevant foto’s van andere foto’s en stellen die tentoon. Je vraagt je soms af of dergelijk reductionistisch hergebruik het einde markeert van het 150 jaar geleden begonnen fotografisch avontuur. Feit is dat fotografie koud en meedogenloos is en wellicht juist daarom door deze kunstenaars als een bij uitstek objectiverend middel gekozen werd.

mona lisa 2 Eric Haas

Foto: Eric Haas

Sontag schrijft op het einde van het hoofdstuk Fotografische Evangelies in haar boek: ‘Het is onvermijdelijk dat er steeds meer kunst wordt ontworpen om als foto te eindigen.’Het is een variatie op een opmerking eerder in het boek waarin zij zegt:‘ Tegenwoordig bestaat alles om als foto te eindigen. De vraag blijft of zij deze constatering over de potentie van het medium als een geruststelling of als een waarschuwing heeft bedoeld.

J.D.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Posted

in

by

Tags: