De lezer die aan Charles Dickens’ Oliver Twist begint weet dat het goed afloopt. De arme weesjongen blijkt aan het einde van het boek de verloren zoon van een bemiddelde familie te zijn die bovendien dolblij is het kind in hun midden te kunnen opnemen. Het loopt niet zo maar goed af, het loopt héél goed af. Met een andere uitkomst is de vierhonderd pagina’s durende martelgang van de jongen voor een lezer niet vol te houden. Of het moet een lezer zonder geweten zijn. Oliver wordt geslagen, uitgehongerd, in kolenhokken en ondergelopen kelders opgesloten, belachelijk gemaakt, beschuldigd, bespot en voor dood in de koude regen in een greppel achtergelaten. Hij verlangt begrijpelijk keer op keer naar de dood. Oliver Twist’s cv volgt trouwens een plot dat bijna alle boeken van deze populaire negentiende eeuwse auteur voortdrijft.
Het boek is een lawine van gebeurtenissen en de personages vallen bij wijze van spreke uit de lucht. Totdat de schrijvende poppenspeler ze weer met een ferme ruk uit de handeling omhoog trekt. Hij heeft ze bont geschilderd, ze hebben slechts een paar eenduidige eigenschappen. Oliver heeft ‘een lief gezicht’. De Jood Fagin heeft dun haar in slierten, een slechte adem en draagt een ‘onvoorstelbaar vuile jas’. Veel meer komen we niet van ze te weten, ook de omgeving waarin ze leven blijft meestal onbeschreven. Ja, het is koud en er valt veel regen. De meesten personages zijn slechte mensen, en alle overige zijn ongelofelijke lieverds.
Alles is uitvergroot, het slechte en het goede. De protagonisten maken soms veel mee, maar zij ontwikkelen zich desondanks niet. Er is geen psychologie en nauwelijks ambivalentie in de overzichtelijke wereld die Dickens beschrijft. Zijn ironisch taalgebruik – het tegendeel zeggen van wat hij bedoelt, met een knipoog naar de lezer – werkt in feite vergoelijkend voor al die afschuwelijke misdadigers, domme bijgoochems en de uitgekookte winkeliers. De aanhoudende satire zorgt er voor dat ook Olivers zoveelste pak slaag bijna lachwekkend wordt. Alleen de kaste van magistraten, de rechters, directeuren en gemeente ambtenaren komen er bij Dickens niet goed vanaf. De scènes in rechtbanken zijn overigens – zonder causaal verband met de afschuw die hij voor ze voelt – de beste in het boek. Misschien ben je als lezer vooral opgetogen omdat je nog nooit zulke krankzinnige en onvoorspelbare rechtspleging hebt gehoord. Voor even speelt het schetsmatige plot niet zijn dwingende rol. En verder raast het drama alweer!
De meesten van de mensen voor wie Dickens het in zijn boeken opnam konden ze niet lezen. De tijdschriften waarin ze als feuilleton verschenen waren duur, maar een belangrijker reden is wijdverbreid analfabetisme. Wat betreft degenen die Dickens’ boeken wél lazen vraag je je af of zijn maatschappijkritiek een aansporing tot emancipatie van de armen was en wilde aanzetten tot politieke actie. In zijn essay over Dickens uit 1939 constateert George Orwell enigszins verbaasd dat de schrijver zelf helemaal geen visie op maatschappelijke veranderingen had. Geen visie op het onderwijs, geen op de positie van arbeiders en bezitslozen of op de werking van instituties en politieke partijen. Dickens’ oplossing voor het lenigen van de noden van de armen en verdrukten is volgens Orwell dat mensen ‘ aardig voor elkaar moeten zijn’.
Dickens aanklachten hebben nooit revolutionair potentieel. Ook degenen die in zijn verhalen als ‘slecht’ worden voorgesteld – ambtenaren, middenstanders, dieven, politieagenten – kunnen in deze vereenvoudigde en lachwekkende wereld de illusie koesteren dat zij aardige mensen zijn. Het kapitalisme of de klassenmaatschappij is met andere woorden voor hem niet het grootste probleem van het negentiende eeuwse Engeland. Bij een betere wereld kom je als het ware met liefdadigheid een heel eind.
Het toeval zorgt er voor dat er soms iemand zoals Oliver wordt gered. Oliver Twist past met zijn akelige personages, plotselinge onverklaarbare gebeurtenissen en dramatische romantiek in de traditie van de zogenaamde gothic novel. Het is een boek dat veel gemeen heeft met de verhalen van Edgar Allan Poe en Frankenstein van Mary Shelley Het is mogelijk dat Charles Dickens zijn populariteit vooral aan deze horror factor ontleent.
Orwell zegt in zijn essay overigens dat de boeken van Dickens voor niet-Engelsen als de schrijver dezes niet te begrijpen zijn.
J.D.