Het waren donkere tijden. Vond Kappie. Het kon hem niet schelen. Maar, hoe dan ook, het waren donkere tijden. In Letterland was het tijd voor verlichting. Letterverlichting.
Kappie was een rare. Had hij het woord, dan had hij het. Ging het over letters, dan bleek er een zeer dunne lijn tussen letterliefde en letterhaat te lopen. Soms hield hij er rare gedachten op na. Hij was er zelf van in de war.
In Kappies eerste cursiefje in de typ ‘alles kap’ stonden daarom alleen maar golvende lijntjes. Kappie had niets te zeggen en dat zei hij.
TYP, Typografisch Papier, is het inmiddels onsterfelijke tijdschrift van het genootschap Kunst & Macht, dat in augustus 1986 ten doop werd gehouden op de eerste bijeenkomst van het genootschap. Die eerste TYP was natuurlijk ook een beetje raar, want het leek wel over letters te gaan – het omslag riep nog brutaal: ‘De Letter Leeft!’ – maar binnenin was er amper een levende letter te bekennen. Er vielen meer beelden dan verhalen te lezen. Ruige en uit woede geknipte vormen deden nog wel aan letters denken, maar daar ging het niet om. Dat zag je zo. TYP sprak tot de verbeelding.
TYP werd een echte ‘mediahype’. In de marge. schreef geschiedenis waar je bij stond. En met zulke vette letters dat nu, zo’n zeven jaar later, dát -omslag dé bespreking in hét Cultureel Supplement van hét boek over dé geschiedenis van hét Nederlandse grafisch ontwerpen siert…
En Kappie weet hoe dat kwam: Letterliefhebbers, de Typofielen, willen graag horen dat de Letter leeft. En waarom? Omdat de Letter dood is!
En hoe kwam dat nu weer? Wie had dat gedaan? De Typofielen! Ja! De letter was vermoord door de Typofielen! Zorgvuldig doodgeknuffeld. Er viel dan ook helemaal niets meer aan letters te beleven. De letter was morsdood. Letters waren saaie, dode dingen.
Maar.
Het was raar gesteld met de dooie letter. Het waren rare mannen die volgens Kappie de Letter doodgeknuffeld hadden. Liefhebbers, typografen, die met een boek in de hand geen verhaal zagen. Letters waren letters en dat er woorden en zinnen mee konden worden gemaakt ontging ze.
Kappie dacht:
‘Als “graphos” schrijven betekent, hoe kan het dan dat typografen helemaal niet schrijven kunnen? Hadden ze niet beter “letterkundigen” kunnen heten? De letterlijke betekenis van letter: teken dat klank verbeeldt, is veel sterker verbonden aan de inhoud- dan aan de vormgever. Een typograaf heeft verbeelding noch gevoel voor klank. Zag u ooit een Typofiel de mondhoeken ronden voor een A? De wangen bollen voor een bobbelende B? De tong tegen de tanden drukken voor een wiegende C? De krop spannen voor de degelijke D? De amandelen schrapen voor een enge E? De fluimen laten vliegen voor een fluitende F? Het gehemelte pijnigen voor een gruwelijk scherpe G? Een hemels hoestende H? Een irritant ikkende I? Een jeukende J? Een knakkende K? Hebt u de longen horen lullen voor een lallende L? De mond mooi zien M-en? De neus laten neuzen voor een N? Een olijke O? Een ploppende P? Een Qvan hoge Kwaliteit? Een rollende R? Een sensueel slissende S? Een tetterende T? Een urende U? Een vavvende V? Een wiwwende W? Een Seksende X? Een gespreide Y? Een slapende Z?
Nee, nee, neen. Terwijl wij weten waaraan u denkt bij “Kut” en “Lul”, denkt de Typofiel, de Letterneuker bij uitstek, aan het spatiëringsprobleem tussen de U en de L, aan geen ander lichaam dan het corps, geen andere paal dan de stam, geen hoogte- maar een punt meer of minder. De Typofielen zijn traumatisch gefixeerde types die telkens maar weer menen de door de schrijver bedachte inhoud te moeten verkrachten, om der wille van het stillen van hun impotente lusten.
Weg met het geschrevene! Ik ben bereid u de audioversie van deze gedachte te brengen, compleet met het juiste gevoel voor tijd, intonatie en verklanking.
Het schrift is maar een spastisch hulpmiddel uit de tijd vóór de klankdragers.’
Kappie dacht het goed te zien en bedacht mooie woorden als ‘nu!’, ‘f 10,-’. Dat hakte erin.
Maar de Typofielen bouwden ondertussen een tombe voor de Letter. Hun geliefde, die zij hadden vermoord, kreeg een tempel en een altaar. Ze aanbaden de Letter en de Letter bleef ongenaakbaar. Wie ook maar naar een letter keek, pleegde heiligschennis. Zij droomden ‘s nachts van hangende kopjes en geraffineerde knopjes aan een g.
Kappie dacht:
‘Ook ik zat in de schoolbanken en zweette om een letter op papier te krijgen. Op een derde van de lijn beginnen, zwaar aanzetten, een beetje linksomhoog, al wat lichter, dan met een ruime slappe bocht naar beneden, een beetje bijsturen naar rechts, de druk vergroten, onder de lijn afronden tot een beetje naar rechtsboven, de druk verlichten, iets versnellen en de pen als het ware van het papier doen opstijgen. Terug naar iets onder het beginpunt, hard neerkomen, een snelle stevige lijn naar linksbeneden met een keerpunt op de basislijn, drukvergroting tot het maximum om als een interruptus terug te trekken in dezelfde richting als de eerste lijn, opstijgen en bewonderen: een A. De A.
En als hippe puber ging het anders: met grote polsdruk werd het beginpunt in de basislijn geput. Een fiere kras naar rechtsboven voor een rechtsomkeert naar rechtsbeneden onder dezelfde hoek. Dan pas met een lichte curve snel terugtrekken naar linksmidden, de lijn laten kruisen met de eerste opgang en los: een A. Een moderne, van vormbesef getuigende A.
Kort daarna zorgde ik ervoor dat er voor het tikken van scripties op z’n minst een oude Olivetti was. Af en toe keek ik jaloers naar de secretaresse van de school. Zij had een rek met ibm-bolletjes. Zou ik ooit mogen tikken in de Courier 12 of de Elite?
Gelukkig verkocht Posthumus “zelfdrukkerijen”. Stempeldozen om mijn lust te stillen. En pal daarop alfac, letraset en mecanorma om te proeven aan “echte” letters. Dansen op de basislijn, free-jazz-spatiëring en fraai gecraqueleerd.’
Kappie leerde verder: er volgden loodzetsel en fotofonts, sjablonen en kalligrafeerpennen. En terwijl de Typofielen in hun tombe ronddansten om een bok vol met lood, ontdekte Kappie op de burelen van typ hoe je leven in de brouwerij kon krijgen. Letters konden op een elektronische lustbank worden gelegd, ze konden uit- en opgerekt, platgedrukt en scheefgezet, en vooral scheef kon ook rechtgezet.
Kappie kocht een nieuwe extra grote doos met kleurpotloden om de coderingen aan de zetter te kunnen doorgeven.
Eens verzuchtte hij: ‘Had ik zelf maar een zetterij,’ want “Freedom of press belongs to those who own one”! Dat zou nog eens een lusthof zijn.
Kappies wens werd verhoord. Als bij toverslag stond het bureel van typ vol met zelfdrukkerijen: de elektronische stempeldoos van de jaren tachtig: een computer.
‘De Computer Inspireert!’ riep dan ook het omslag van typ a. Dat was een foutje, er had moeten staan: ‘De Letter is vrij!’ Want dat was zo. Bij dezelfde toverslag.
De Letter was niet alleen vrij, omdat ze toen gewoon met bakken oneindig kopiëerbare schijfjes in de la lagen, de Letter was ook vrij omdat ze vanaf nu digitaal in de lucht zaten. Informatie wil vrij zijn.
Plots had Kappie de hele geschiedenis van de typografie op bezoek. En vooral de toekomst.
De toverdoos bracht niet alleen de hele bibliotheek
in handbereik, binnen een handomdraai konden er nieuwe letters worden gemaakt. Net zo recht toe recht aan als met de schaar en een stuk karton.
En wat het leukste was: plots kon er worden getornd aan de bochten van de Garamond, de Times, de Futura en de Bodoni. Een kopje erbij een krulletje eraf. Een klap in de maag en een tong in het oor. Het was feest. De preken van de Zwitserse school konden in het vergeetboek. De letter leeft!
Vanuit de tombe klonk gerommel: de Typofielen bleken plots iets te willen lezen. Ze roezemoesden iets over leesbaarheid, maar Kappie kon ze niet verstaan.
Kappie dacht:
‘letters zijn leesbaar ➧ is iets niet leesbaar, dan zijn het geen letters ➧ onleesbare letters bestaan niet ➧ onleesbaarheid bestaat niet.’
Of:
‘Alles is leesbaar. Er bestaan meer lettertekensystemen dan het onze om klank in tekens om te zetten en gesproken taal leesbaar te maken. Het is evenmin een probleem om er een compleet nieuw systeem voor te bedenken. Ook is het mogelijk om een systeem aan te brengen in een willekeurige reeks tekens die associatief aan taal doet denken en daar vervolgens een verhaal van maken. Of desnoods hele woordbeelden of verhalen in één teken. Kortom, elke structuur is taal, alles is leesbaar.’
En:
‘Leesbaarheid is een ongedefinieerd begrip, maar toch wordt het gehanteerd. Er zijn onderzoekers op zoek naar de best leesbare tekst. Hoe breed mag een kolom zijn, hoe hoog de stokken, wat is de beste interlinie, welk lettertype brengt het beste woordbeeld. Tekst in alleen kapitalen maakt een moeilijk te onderscheiden woordbeeld, letters met schreven brengen een beter herkenbaar letterbeeld. En dat in combinatie met fysionomische gegevens over sterkte van de oogspieren, hoe vaak kan het hoe ver op en neer, hoe lang zijn uw armen?
In vorm levert dat ongeveer op: Times 11/13, 57 mm kolombreedte, 1,5 cm inspringen bij nieuwe alinea’s en ga zo maar door. De norm is te stellen, ook wat kleur en contrast betreft.
Natuurlijk is ook de inhoud te toetsen. Zinnen mogen vast niet langer dan 12 woorden zijn en niet meer dan 3 woorden van 10 letters tellen in een zin. Zo zal het mogelijk zijn de absolute tekst der teksten te maken in de vorm der vormen. De Norm kan gesteld, klaar!’
Terwijl het geroezemoes in de grafkelder bij de Typofielen verstomde, was er buiten leven in de brouwerij. Uit Amerika keerden de emigré terug met hele letterfamilies, ze werden brutaal en recht getekend, uit simpele rechte lijnen en gelijkvormige bogen. Ze werden bot met de computer op de automatische ‘autotrace’-piloot gegenereerd, even achteloos op basis van een gotisch font. De snelle Citizen, de schichtige Elektrix, de ultrascherpe Journal, de debiele Lunatix, de pinnige Matrix, de hyperstatige Modula, de binaire Template, de gestoorde Totally Gothic, de gefiguurzaagde Triplex, de bandeloze Variex en vooral niet te vergeten de uit bits opgebouwde Universal, Oakland en de Emigré Eight. Levende letters.
En in Berlijn werden levende letters gemaakt, letters die per keer een andere vorm aannamen. In London zat the face – weliswaar eerst nog zonder een computer, maar met een boek van Russische constructivisten op schoot – letters te maken die leefden.
De Lont ging in het vat met de geboorte van fuse, letters die de grenzen en de kern van de Letter verlegden: de Linear Konstrukt, de D’Coder, de Niwada en de Flixel. Namen die weinig te raden laten over het karakter.
typ kwam uit met een feestelijk geboortenummer: typ kiem.
Kappie meldde:
‘TYP is toe aan TYP g, de g van gen, en genesis, de wording. Maar tussendoor genereren wij typ kiem. TYP smoort niet, TYP manipuleert de kiem, wij entameren nieuwe organen: zoals hier: Het genootschap Kunst & Macht, de stichting typ, het blad typ, top! amuseert met wat top! amuseert, de Enschedese School, The League of Dead Artists, het NeoFaxism, three millenniaTM, het Documentatie Instituut typ, the Shooting Gallery, de Werkgroep Interactieve Media en 〈album〉, tot aan Ephemera, Vision, Or-
[p. 427]
dinator ’92 of de vlam, Boris & Conny en/ of de toeter en waarom? Ja Waarom? Zoals Dirk Genard ooit stelde: “Wij gevoelen den drang.” Blaadjesmaken is een ziekte waarvan typ de kiem verspreidt. Maar blaadjes, ach ja die blaadjes, hoe groot ook, de oplage blijft beperkt. Digitaal is het Oneindig Vierdimensionaal Universum te bereiken, dus ziehier op diskettes de kiem van de maxmix, de kiem van de fudoni en de kiem van album, klaar om door u uitgezaaid te worden tot in de eeuwigheid. O ja het ©? ©ut ©opy & Paste! U was al een dief door er alleen maar naar te kijken…’
typ kiem wordt in een beperkte oplage van 50 exemplaren gepresenteerd op woensdag 19 juni van 22.30 tot 23.00 uur in buurthuis de Vierhoek, Nicolaas Beetsstraat 84, Amsterdam.
typ kiem met: Acht pagina’s A6, op schijf de MAx-Mix en de Fudoni, extra diskette: wim’s Album promostack, en Boem Paukeslag Remixed, de vlam, opinieweekblad, en three millennia™ souvenir sheet, voor ƒ 25,-, amper verkrijgbaar in de boekhandel, oplage 50 exemplaren op is op, wie het eerst komt die het eerst maalt, geen bestellingen per post.’
Er werd op het graf gedanst en vrolijk gezongen: ‘Typofielen, Necrofielen.’ Behalve dat typ kiem ook nog eens de draak stak met de gedrukte media op zich (de wim, werkgroep interactieve media, voegde een dichtbundel op schijf, interactief, 4 dimensionaal mét fluitende vogels, aan de kiem toe), leverde ze trots een schijf met een nieuwe telg: de Fudoni.
De Fudoni was een vrolijke spruit die op stramme beentjes staand toch gezellig dikbuikig kon zijn. En de Fudoni was nota bene uit zichzelf gegroeid. De Fudoni bleek een regelrecht kind van de Futura en de Bodoni te zijn, met alle karaktertrekken van z’n ouders. Met de mentaliteit van de Hip Hop en de House was de Fudoni gesampled. De Fudoni, het summum van leuk, lekker en letter.
Uit de grafkelder klonk gegrom. Het feest boven was nu te ver gegaan. De doden waren in hun rust verstoord. Het tot leven wekken van een heilige dode, daarop moest de doodstraf staan. Men was verhit. De Fudoni moest in de ban. De Fudoni was een bastaard. Lelijk, nonfunctioneel, onleesbaar en een ketter. Dat was hel. Er moest worden gebrand. In eeuwig hellevuur.
Het werden donkere tijden, vond Kappie. Het kon hem niet schelen. Maar, hoe dan ook, de tijden waren donker. De Typofielen vonden dat het tijd werd voor verbranding. Letterverbranding.
Kappie hield wel van een vuurtje. Vuur is mooi. Als er wat te vieren is. Een vreugdevuurtje in duistere tijden kan nooit kwaad.
En als er toch wat branden moest, wist hij er nog wel een paar. Tijd om die heilige doden te cremeren. De Times, de burgerman onder de Letters, braaf en vol fatsoen die je deed walgen of de Univers, de karakterloze die even gewetenloos zich tot knecht van elk instituut had gemaakt dat wilde meelopen in het ‘total design’. Of de familie Garamond die in al z’n bourgeois-chic niets anders kon dan leegte uitstralen. Of de schijndoden: de Eurostyle en de Souvenir, die plots herleefden door de liefde voor oubollige nieuwe lelijkheid?
En wat te denken van de Lithos? Het Kuifjefont dat nog niet in de Mecanorma-collectie terecht zou zijn gekomen, als niet het muziekstation mtv zich erover had ontfermd. En waar dus plots heel de ontwerperswereld wel mee gezien wilde worden?
Het was tijd voor een goed oud en nieuw, met veel vuur.
Vrijdag 13 december 1991. In het paviljoen stond een grote kooi opgesteld. En naast de kooi een brandstapel. De Typofielen sleepten letters aan die ze te pakken hadden gekregen. De Fudoni, een namaak Garamond, de Triplex, de Trixie, Crouwels New Alphabet. Er werd een lijst bijgehouden van aangeklaagden. De vuurmeester stond naast een tafel met letterproeven van de Zwitserse school. Er waren faxen de wereld rondgestuurd:
‘Lezers gegroet!
Op vrijdag 13 december 1991 wordt er in het paviljoen een brandstapel opgericht voor de eerste nationale spontane letterverbranding. We hebben de eer u, als een vooraanstaand smaakmaker, uit te nodigen uw geautoriseerde bijdrage vanaf maandag 9 december Per Fax toe te zenden.’
Kappie stond achter de Bar. Fris f 1, -, bier f 1,50.
En evenzo werd voorgesteld de Times – die had z’n tijd gehad – en de Helvetica – was die niet fout in de oorlog? – nu maar eens voorgoed op te stoken. En die Garamond, speciaal de Adobe Garamond. Het was genoeg.
Er kwam een fax:
‘Iedere keer weer opnieuw als je me verrast met een door jou gemaakt drukwerkje, of het nu gaat over de vierjarige opleiding of om een letterverbranding, is er iets mis mee.
Niet zozeer vanwege de inhoud, want iedereen heeft het recht om te blaten, maar juist om de vorm. Van alles mankeert er aan die zelfgenoegzame, snelle uitgaven. De letterkeuze is smakeloos, maar erger nog, formaat, letter- en woordspaties zijn zo verkeerd dat het onleesbaar is, om nog maar niet te spreken van de grove aantasting (molest) van het maagdelijk wit. Wordt het niet eens tijd dat je de brand steekt in je Appletje en gewoon weer aan de hand van de Typofielen de zethaak hanteert? Of blijf gewoon schrijven met een pen! Mooie heldere typografie leidt tot een subtiele dans of een prachtig lied.’
En nog een, in fraaie gotische letters:
‘Beste aanstekers,
Ach natuurlijk, ik vergis me vreselijk. Hoe kan ik in godsnaam het spelenderwijs verbranden van letters associëren met zoiets beladens als het ouderwets verbranden van boeken? Zijn niet altijd de kunstenaars en de wetenschappers slachtoffer van boekverbrandingen? Dus dan hebben de kunstenaars toch ook het recht zelf iets te verbranden?
P.S: hebben jullie het nieuws uit Duitsland en België nog een beetje gevolgd de laatste tijd?’
en:
Wat is het verschil tussen het verbranden van een Boek en het verbranden van een Ketter?
Dat had Kappie niet goed gelezen:
Wat is het verschil tussen het verbranden van een Boek en het verbranden van een Letter?
De vlam zat in de pan en Kappies barretje draaide een topomzet. Kappie vond het wel mooi dat opeens het verband tussen ketters, letters en boeken was gelegd. De Typofielen dachten altijd dat letters alleen maar in letterproeven stonden en dat je er een rijmpje over een snelle vos of een wijze sfinx mee kon maken, meer ook niet.
Die vrijdag in december was een koude dag. Het vuurtje brandde. En, als gezegd, vuur is mooi. Want wie dacht dat vuur alleen maar allesvernietigend kon zijn, heeft het mis.
In een sacrale cirkel stonden zesentwintig kaarsen een mooie nieuwe O te lekken en uit de as van opgebrand kruit herrees een ossekop. En als je eromheen liep las je een A.
De Typofielen keken raar op. Dat hadden ze niet verwacht.
Kappie dacht: ‘Oh!’ en ‘Ah!’
En zo kwam het toch nog goed. Met de Letter tenminste, want die O en A bleken te kunnen glimmen en te tollen. Drie- en vierdimensionaal, dus tot in de eeuwigheid. AO!.
Maar hoe gaat het met het boek? Kappies zoontje dacht laatst nog: ‘Een boek? Wat was dat ook al weer? O, ja. Dat heb ik wel eens op tv gezien’…