Precies op tijd.
Ongeveer hier.
Dat wil zeggen, donderdag 31 juli 2014, 1 uur in de namiddag in San Francisco, 345 Spear Street, in een pand waarvan Google zegt dat The Grateful Dead en Jefferson Airplane, én de Counting Crows en Digital Underground er huizen, is de plaats. En de tijd is een punt in het nu om even stil te staan en om de tijd te nemen om eens rond te kijken.
Een blik in de rondte.
Terugblikken. Vooruitkijken. Waardebepalen.
Hoe zwaar weegt de tijd?
Precies op dat tijdstip en plaats probeer ik – te gast bij Google Creative Labs dus – mijn naam in te voeren op een tablet om zo – de ook door mij fel begeerde – gastenbadge te bemachtigen.
Een onwerkelijk moment.
Een uurtje later, alweer buiten op de stoep, keek mijn gezelschap zichzelf aan en vroeg gelijktijdig:
“Wat gebeurde daar nou net. Eigenlijk?”.
——
Precies vier jaar eerder startte ik een fris Facebook-account.
En boven dat, nu eens niet – zoals eerst vaker – in goed gezelschap, maar alleen. Solo. In m’n eentje. De dingen die ik zo gaan bedenken waren eens te meer niet eens onder een vlag van een zelf geïnitieerd vehikel: geen PARK4DTV, TTYPP, ookoi, Raudio of wim’s album. Gewoon dingen van Peter Mertens. Ik als begrip. Dan wel gewoon petermertens, als één woord. Zonder spatie en kleine letters. Geen voor én achternaam, maar zoals het webadres: petermertens. Dat dan maar eens – meer is beter. Maar omdat Facebook voor- en achternaam eist, geen fratsen, dubbelop:
petermertens petermertens
Voor- en achterop dezelfde, onderkast. Zonder spatie; (die gaf ik aan een oude maat, geen dubbele achternaam, maar wel een dubbele spatie.)
Zo kwamen begin en eind bijeen op 31 juli. Daarom wou ik bij Google
„petermertens petermertens”
in te tikken als badge-naam. Als ik dan toch eeuwig vindbaar zou worden als gast van Google dan maar het de juiste artiestennaam.
Het slome tablet maakte er
petrmertens petrme
van. Van de handelaar in gigantische hoeveelheden data is een naam van meer dan 18 tekens teveel voor een badge. En dan ook nog mijn typesnelheid te groot voor Android.
Op 1 augustus veranderde aldus de merknaam petermertens petermertens in
petrmertens petrme.
Het ziet er gehavend uit, geen grootste stap vooruit, maar dan wel veroorzaakt door het almachtige – allemachtige – Google. Het Creative Laboratorium nog wel.
In de de zomer van 2014 staat de wereld ondertussen in brand. IS, Zion, Oekraïne, Ebola. Het is moeilijk daarin het centrale machtscentrum aan te wijzen, maar in deze technologisch revolutionaire tijd is Google kandidaat.
Wat doen ze daar? Wie zijn de werknemers? Wie de klant?
Waarom zou de keiharde computeraar een Creative Lab willen hebben?
Welke waarde hechten ze aan creativiteit en experimenteerdrift?
Ik schud – even maar – de hand van Aaron Koblin. Hij is een icoon in de technologische kunstwereld, met een blauw vinkje bij zijn twitter account. Hij is echt. Dus.
Zijn monitor is opgehoogd met twee boeken: ‘Data Visualisation‘ en ‘The Human Face of Big Data‘. Het bord aan de muur verraad aantekeningen van een laatste bespreking:
Input > Output.
Van onze gastheer mogen we meelunchen. Wat en zoveel we maar willen. Zalm, chips, drankjes on overvloed. Voor niets, met uitzicht pal op de San Francisco Bay Bridge. Niemand lijkt ouder dan 29, vrouwen doen de projectsheets, mannen iets in code en gewoon mail.
Op een deur hangt een handgeschreven notitie: ‘Google Chrome people only’.
Ja, inderdaad, het ís de Cirkel.
Even later lees ik „When Google met WikiLeaks” van Julian Assange, over zijn ontmoeting met Google opperbaas Eric Schmidt. Dat boek werpt overtuigend de vraag op of Google inmiddels niet voor voor de Amerikaanse overheid werkt, of beter: de Amerikaanse overheid ís.
Het is alsof plots mijn vader Darth Vader blijkt te zijn.
Of dat ik al met al in 1943 op Hol van de Wolf langs was.
Zo iets.